Zaterdagochtend, negen uur. Te vroeg? Niet voor mij. Sinds kort ben ik lid van roeivereniging OSSA, en vandaag ga ik voor het eerst mee op toertocht. Op mijn 61e, met een roei-verleden dat ergens in mijn twintiger jaren is achtergebleven. De route voert ons door de Bergermeer, goed voor 31 kilometer — of meer. De kilometertellers in de boten bleken het onderling oneens. Maar dat het een mooi eind was, daarover was iedereen het wél eens.
In het clubhuis wacht koffie en een zelfgebakken cake met vruchten. Niet zomaar cake, nee: luchtig, zomers, en met een vleugje ambitie. Jelke heeft duidelijk haar best gedaan. Terwijl ik overweeg of het sociaal geaccepteerd is om een tweede plak te nemen, begint het verdelen van de boten. Drie stuks: de Ammerswiel, de Vier Winden en de Wijde Vaart en die moeten “vertrek klaar” worden gemaakt. Hoosblik, pikhaak, landvast, zonnebrand — alles mee? Zeker weten?
We vertrekken. De zon schijnt optimistisch, en ik smeer factor 30 alsof we op een tropisch eiland gaan aanleggen. De eerste brug verschijnt al snel aan de horizon: laag. Zo laag dat je achterover moet liggen als een gymnast met rugproblemen, terwijl je hoopt dat niemand precies op dat moment een foto maakt van je onflatteuze houding. “Vallen en slippen” noemt men het. Ik noem het een gratis core-stability-workout.
De route slingert zich door een schilderachtig decor van riet (veel), koeien (relaxed), zwarte zwanen (imposant) en één witte zwaan op een nest, die ons aankeek alsof we haar zondagsrust verstoorden. We raken vast in waterlelies, onze riemen verstrengeld met hun taaie blad. Gele lis, gele plomp — je zou bijna denken dat iemand deze route speciaal voor Instagram heeft ontworpen.
Halverwege is het tijd voor picknick. Uit een koelbox komt meloen tevoorschijn, we hebben zelf broodjes mee en kleedjes om op te zitten. Het is gezellig, bijna idyllisch. De plaspauze is minder idyllisch: drie boten aanleggen klinkt overzichtelijk, maar blijkt een chaotisch tafereel. Eén boot drijft spontaan weg omdat de landvast niet aan de boot, maar aan zichzelf vastzit. Roeiers rennen over een weiland. Iemand roept wanhopig: “Wie heeft de pikhaak?!”
Na de picknick varen we door naar Alkmaar, waar we aanleggen bij het Bolwerk. Tijd voor een tweede sanitaire stop en een interessante discussie over het verschil tussen ‘aanmeren’ en ‘afmeren’. Niemand weet het precies, maar iedereen vindt iets. Ik heb het later opgezocht: je meert aan als je naar de wal gaat om daar iets te doen, een ijsje eten of een borrel drinken, bijvoorbeeld, maar dat kan alleen als de stuurvrouw/man goed afmeert; als hij de boot goed aanlegt. Je kunt dus niet aanmeren zonder af te meren. Leuke weetjes voor bij het roeien — of het scrabblebord.
De terugweg is pittig. Een straffe tegenwind zorgt voor verzuring, vertraging en vooruitzicht op spierpijn. Maar niemand moppert. Of nou ja, niet hardop. We zijn samen in deze boot, letterlijk én figuurlijk.
Aan het eind van de tocht zijn we licht verbrand, enigszins verkrampt en dolgelukkig. Ik heb mijn eerste roeitocht met OSSA overleefd — en hoe! Een toffe dag, met toffe mensen.
Wat wil een mens nog meer?
Behalve misschien nog een stukje van die heerlijke cake.
Femke Janssen